“HELMUT EN DE STRUIKELSTEEN”
Een verhaal van Linda Amendt
‘Alsjeblieft mam, nog even naar binnen bij Pull & Bear, het is SALE!’
Bijna 12 jaar was ze, de modekoningin, die nog niet zo lang geleden hardop klaagde dat Salé een rare naam was voor een kledingwinkel. En er waren er zoveel die zo heetten.
Nu kon Ella daar hartelijk om lachen, want haar Engels was inmiddels beter dan dat van de gemiddelde vlogger op YouTube. Jammer, ze had geen truitje kunnen scoren. Dan maar even naar de overkant van de Demer, naar Bakker Bart waar het altijd zo lekker rook. Haar moeder was het wel gewend dat haar dochter heen en weer schoot door de winkelstraten van Eindhoven. Zelf was ze daar ook een ster in, getuige de volle tassen in haar hand.
Bijna viel ze over Ella heen omdat die plotseling voorover gebogen stond.
‘Ja, schat, lekker handig zo!’ riep ze tegen haar dochter. Ella kwam met een grote glimlach omhoog en toonde de glanzende euromunt die ze gevonden had.
‘Kijk eens mam, nu kan ik een extra groot broodje kopen. En moet je zien waar het op lag.’
Samen met haar moeder stond ze gebogen over twee bijzondere stenen.
‘Ik wist niet dat op deze plek ook struikelstenen lagen, deze heb ik nog nooit gezien,’ zei haar moeder verbaasd. Ella wist wat struikelstenen waren, omdat haar moeder vaak vertelde over de Tweede Wereldoorlog. En vooral over wat er toen met de Joodse mensen is gebeurd.
Ze had er zelfs een boek over geschreven, dat ze bij Ella in groep 8 voorgelezen had. Alle kinderen waren onder de indruk van het verhaal ‘Weg uit Kamp Vught’ en later ook van het kamp zelf, waar een rondleiding plaatsvond.
Ella ging op haar hurken bij de twee ‘gouden’ stenen zitten en las voor: ‘Hier woonde Max Loewenstein.’ Haar ogen gingen naar de tweede steen waarop stond:
‘Kijk mam, Helmut was 9 jaar, net als Willem! En hij is in Auschwitz vermoord,
arme jongen!’ Ella’s broertje Willem was niet mee gaan winkelen, omdat hij dat drukke gedoe vreselijk vond. Even naar Intertoys in de Heuvel was leuk, maar dan was het klaar.
Ella en haar moeder keken omhoog naar het gebouw waar de struikelstenen voor lagen. Bakker Bart, met lekkere zoete broodjes, en daarboven drie verdiepingen in wit steen met roze Bakker Bart-vlaggen aan de gevel.
‘Veel ramen, zeg,’ merkte Ella op. ‘Dus hier hebben Max en Helmut gewoond?’ Mama beaamde dat.
‘Ja ik denk dat ze vader en zoon waren, kijk maar naar de leeftijden.’
En toen zag Ella iets bewegen, tussen de twee roze vlagen in. Ze knipperde even hard met haar ogen. Daarna keek ze om zich heen. Ja, hij zwaaide echt naar háár. Zijn lach was breed en zijn brilletje rond. Hij wenkte haar. Het voelde alsof ze geen controle meer had over haar eigen lijf. Een stille kracht trok haar naar voren.
‘Mam, niet duwen.’
‘Duwen? Dat doe ik niet, schat. Waar ga je heen?’
Ella keek naar de cijfers bij de deur. Ze leken te bewegen. Stond er 39? Of 21? De 1,2,3 en 9 leken in elkaar over te vloeien. Ze stond nu bijna met haar neus tegen het glas van de voordeur gedrukt. Niet omdat ze dat wilde, maar omdat iets haar daar toe dwong. Broodjes bij Bakker Bart? Schoenen leken het wel!
Was ze nou helemaal gek geworden? Ze klopte op de deur, de stem van haar moeder vervaagde en was niet meer verstaanbaar.
Ella zag de jongen door het glas van de deur. Hij stond voor een hoge, smalle trap. Hij wenkte haar nogmaals. Hij leek op haar broertje, maar die droeg geen bril. Ze opende de piepende deur en liep traag door de winkel heen. Ze snoof de geur van leer op. Die kende ze van haar moeders tassen. Schoenen, overal schoenen. Ze werd toegeknikt door enkele mensen die met het leer in de weer waren. Ze lachte voorzichtig naar hen.
De jongen werd ongeduldig en gebaarde naar haar met zijn hele arm. Ze liep achter hem aan de trap op, die kraakte bij elke tree die ze nam.
Ze durfde helemaal niet, een held was ze nooit geweest, maar ze kon zichzelf niet tegenhouden. Ze zag de jongen nog net een hoek omgaan. In wat de woonkamer leek zat een klein jongetje op de grond met een trein te spelen.
‘Kijk, gisteren van Sinterklaas gekregen,’ zei hij met een hoog stemmetje, terwijl hij de trein in de lucht hield. Hij droeg niet zo’n grappig rond brilletje, maar had opvallend donkere ogen, die haar ernstig aankeken.
‘Daar in die kamer is mijn broer,’ zei hij, wijzend naar een deur, en hij liet de trein over het spoor gaan. Ella keek voorzichtig om de hoek van die deur en zag het brilletje op een bed zitten.
‘Doe de deur maar dicht.’ Ze deed braaf wat hij haar opdroeg. Sinds wanneer liet zij zich wat vertellen? Hij stond op en eindigde ruim een kop lager dan Ella. Hij stak zijn hand uit.
‘Hallo, ik ben Helmut, prettig kennis te maken.’ Overrompeld door zijn nette toenadering, gaf Ella het wijze mannetje haar hand en stelde zich voor.
‘Wat doe ik hier?’ durfde ze erachteraan te vragen.
‘Stil, luister!’ riep Helmut plotseling verschrikt. Hij trok Ella ruw naar de grond en kroop naar zijn raam toe. Daar hees hij zich tot de vensterbank en keek er voorzichtig overheen.
‘Kom, kijk!’ Ella deed hem na en trok zich ook op tot net over de rand. Ze zag de straat waar ze zojuist nog met haar moeder stond, de Demer. Die leek in niets meer op de winkelstraat van een paar minuten geleden! Mama stond er niet meer. Ze zag een rode gloed aan de horizon. Een paard-en-wagen reed gehaast voorbij. Paard-en-wagen? Sinds wanneer…?
Verder kon ze niet denken. Ze hoorde nu ook wat Helmut bedoelde. Wat was dat voor lawaai?
Automatisch drukten de kinderen hun oren dicht. Ze doken op de grond.
‘Bommen!’ riep Helmut boven het gebulder uit.
‘Blijf zitten! Rolf, kom hier!’
Alles dreunde en trilde. Ella gilde toen enkele ramen in de woonkamer uit elkaar spatten. Helmuts broertje kwam over de grond naar het tweetal toe getijgerd, een angstige blik in zijn ogen en de trein onhandig in zijn armen. Ella griste een deken van het bed en gooide die over zichzelf en de twee jongens heen. Ze hoorde vliegtuigen! Heel dichtbij en daarna verder weg. Gegil door de straat en dan opeens een doodse stilte.
Toen werd het donker, midden op de dag. Ella slaakte een kreet van ontzetting.
Knetterende vlammen, alarm, sirenes en opnieuw gegil klonken door de deken heen.
‘Papa, mama,’ huilde Rolf.
‘Rolf, stil maar, ze komen zo thuis, dat hebben ze beloofd,’ zei Helmut troostend.
‘Ze gingen alleen even koffie drinken bij tante Lies en ome Ton.’
Alsof hun ouders dat gehoord hadden, knalde de deur open en werd er om Helmut en Rolf geschreeuwd.
‘Max, hier zitten ze!’ klonk een vrouwenstem.
‘Hier zijn we!’ riep Helmut, terwijl hij de deken van hen afwierp.
Huilend viel het gezin elkaar in de armen. Ella bleef verbijsterd op de grond zitten.
Ze werd niet gezien en vond het wel goed zo. Wat was dit heftig, allemaal! Gewoon tijdens een middagje winkelen.
‘Pk snel jullie koffers jongens, we gaan ervandoor. Onze straat is verwoest,’ klonk moedersstem emotioneel. Trek een extra trui aan, twee paar sokken, schoenen en je jas. Het wordt een koude tocht naar Maarheeze.’ Tocht? Maarheeze? Ella snapte niet wat er ging gebeuren. Op dit moment had ze het helemaal niet koud. Ze stond langzaam op en zag de vlammen tot aan het raam omhoog komen. Verschrikt dook ze terug op de grond. Ze voelde de hitte van het vuur. Ze keek toe hoe de jongens snel en efficiënt hun koffers vulden met hun spulletjes. Dat had Ella heel anders gedaan toen ze met groep 8 op kamp ging. Treuzelend had ze de nodige -en vooral onnodige- dingen uitgezocht, die slordig in haar tas belandden. Deze jongens waren anders. Serieus en netjes, alsof ze dit al geoefend hadden. De trein van Rolf ging als eerste zijn koffer in. Helmut pakte zijn dikste trui uit de kast en Ella’s oog viel op de gele ster die erop zat.
‘Hé, die ster ken ik. Daar staat Jood op, dat heb ik op school geleerd.’ Helmut zei niets, maar keek bedroefd en knikte langzaam. Ella besefte dat ze in een Joods gezin terecht was gekomen. Het viel haar nu pas op dat Rolf ook een ster droeg op zijn vestje.
Toen ging alles zo snel dat Ella er van tolde. Ze stonden op straat. De vader van Helmut en Rolf voorop, met daar achteraan de jongens, moeder en Ella. In een lange sliert, hand in hand, met Ella die zich vasthield aan moeders jas, renden ze door de vlammenzee. De Demer was compleet verlaten. Een spookstraat. Ella hoorde gehuil en gejammer, terwijl ze rende en rende. Haar blik viel op een ingestort huis met bovenop het puin een ijzeren ledikantje. Lag daar een baby in? Ze wilde er niet aan denken. Ze kon toch niet stoppen, ze moest hier veilig uitkomen.
Ella werd wakker van licht gesnurk. Ze opende voorzichtig haar ogen. In plaats van haar eigen vertrouwde posters aan de muur, zag ze een jongen naast zich liggen die niet haar broertje was. Zijn brilletje had hij nog op, scheefgezakt door de slaap. Zwarte vegen op zijn gezicht.
‘Helmut,’ fluisterde ze. Ze kwam langzaam overeind. Haar hoofd bonkte. Waar was ze beland? Aan de andere kant van de kamer stond een klein bed waar Rolf in lag te slapen.
Ze zag in een flits het ijzeren ledikantje op het puin staan. Ze hoorde Rolf zachtjes huilen in zijn slaap. Ze schrok van geklop op de deur. Helmut ook, want hij kwam met een ruk omhoog uit zijn bed. Het hoofd van een grote vrouw met bolle rode wangen kwam om de hoek kijken. Een dikke vinger wenkte hen en verdween weer, de deur op een kier openlatend. Wat hadden al die mensen toch, met dat gewenk. Het werkte wel, want Ella stond langzaam op uit haar bed. Bah, wat een vieze geur! Een brandlucht leek het wel. Ze vond een spiegel aan de wand en bekeek zichzelf vol afschuw. Haar gezicht vol zwarte vegen, haar lange blonde haren waren een brok klitten en haar kleren gescheurd. Nauwelijks bekomen van de schrik ging Ella op zoek naar haar schoenen. Er stonden drie paar onder een houten stoeltje. Twee splinternieuwe stevige leren veterschoentjes en een paar zwartgeblakerde All Stars. De hare. Ze trok ze aan en voelde dat haar voeten er gewoon doorheen staken! De zolen waren verschroeid door het geren door het vuur. Ze herinnerde zich geur van leer en de vele schoenen die ze had gezien in het huis van Helmut. Hij zag haar staren naar haar wiebeltenen en zei zacht: ‘Papa is schoenmaker en hij heeft vast nieuwe schoenen voor ons meegebracht, dat doet hij altijd.’
Toen ook Rolf wakker was en zijn tranen gedroogd had, vertelde Helmut dat ze in Maarheeze waren beland. Een dorp in de buurt van Eindhoven, bij een boer en boerin waar papa en mama mee bevriend waren. Helmut en zijn broertje waren er een paar keer op bezoek geweest en kenden de hele boerderij. Rolf vroeg bedroefd aan zijn broer: ‘Dus nu zijn we ge-onderduikt?’
‘Ja, Rolf, we zijn nu ondergedoken. We wisten dat het eraan zat te komen. Het is oorlog en nu met dit bombardement…’ Ella wist niet wat ze allemaal hoorde. Wat een wijze woorden voor zo’n jong mannetje!
‘Helmut, jij bent 9 jaar, hè? ‘Nee 8,’ was zijn antwoord, ‘het is nu december en pas op 18 oktober volgend jaar word ik 9. De struikelsteen verscheen in Ella’s hoofd.
Helmut, 1934-1943.
‘Vergeet het, vergeet het,’ fluisterde ze tegen zichzelf.
‘Wat moet ik vergeten?’ vroeg Helmut. De deur werd opengeduwd en de jongens riepen in koor: ‘Mama!’ Ze knuffelden haar en vroegen direct naar hun vader.
‘Papa zit ergens anders jongens. Hij is veilig, maar we kunnen hem voorlopig niet spreken, dat is nu te gevaarlijk in de oorlog.
*
Ella opende voorzichtig haar ogen. Hè, had ze nu alweer geslapen? De enige die ze zag was Rolf. Met zijn handen voor zijn gezicht geslagen zat hij op zijn bedje. Ella hoorde luid gesnik.
‘Rolf, wat is er?’ vroeg ze, terwijl ze op hem afsnelde en een arm om hem heensloeg.
‘Mama heeft Helmut weggegeven,’ kon Ella opmaken uit zijn gesnotter.
‘Wat zeg je, is Helmut weg? Hoezo, waarheen?!’ Ze zocht naar Helmuts koffer, maar die was verdwenen en zijn bed keurig opgemaakt.
Ella hoorde een warrig verhaal over de boerin die bang was geworden en twee kinderen teveel vond in huis. Ze moest weten waar haar vriend Helmut was gebleven en ze besloot de boerderij te doorzoeken. Hoewel ze nu wel doorhad dat volwassenen haar niet konden zien, sloop ze voorzichtig richting het geroezemoes. De deur met daarachter de stemmen stond op een kier en Ella maakte die iets groter.
‘Hilde, we hebben echt het beste gedaan voor iedereen.’ Die stem kwam bij de bolle wangen vandaan. Helmuts moeder sprak op een zachte en verdrietige toon: ‘Ik moet er maar op vertrouwen dat die vrouw hem naar een veilige plek brengt.’ Het was de boer die zijn zware stem liet horen toen hij zei dat het verzet zijn adresjes heus wel in orde had en dat Hilde haar zoon gauw weer in de armen kon sluiten. Ella’s hart sloeg sneller toen de moeder opstond en richting de deur liep. Ella sloop terug naar de slaapkamer waar Rolf haar met grote angstige ogen aankeek. Ella ging naast hem op het bed zitten en wiegde de kleine jongen in haar armen. Wie had ooit gedacht dat ze als elfjarige een jochie van 6 in slaap zou zingen met schaapjes?
‘Ella, joehoe, waar zit jij met je gedachten? Ben je al in de jaren ‘40, wij komen zó pas hoor!’
Juf Lieke keek lachend en vragend in de verschrikte ogen van Ella. De kinderen van groep 8 lachten. Ella ging rechtop zitten en probeerde zich niets van de rest aan te trekken.
‘Jullie lezen zelfstandig hoofdstuk 5 van geschiedenis en je maakt opgave 1 tot en met 10,’ legde juf Lieke uit. ‘We kennen allemaal Anne Frank en je leert nu wat er met de Joodse mensen in jullie eigen stad Eindhoven is gebeurd,’ vervolgde ze. Ze knipoogde naar Ella, die er verlegen van werd. Ella droomde wel vaker weg in de klas en gelukkig begreep de juf haar wel. Ella had veel fantasie en schreef de prachtigste verhalen. Ze bladerde naar hoofdstuk 5 en haar adem stokte.
Die steen. De naam van Helmut!
Haar ogen vlogen over de regels en ze las in haar geschiedenisboek wat ze eigenlijk niet had willen lezen.
Helmut was 9 jaar en woonde in de oorlog aan de Demer nummer 39 in Eindhoven. Hij maakte het sinterklaasbombardement van 6 december 1942 mee en vond een onderduikadres op een boerderij. Hij werd door een zogenaamde verzetsstrijdster overhandigd aan de nazi’s. Verraden dus! Ook zijn vader Max was opgepakt.
Snikkend nam Ella de informatie tot zich.
Op 4 november 1943 was Helmut in Kamp Westerbork in Drenthe terechtgekomen. Daar had hij in een kinderbarak gezeten, waarna hij op 16 november op transport werd gezet in een veewagon richting het vernietigingskamp Auschwitz in Polen, waar hij 3 dagen later aankwam. Mama had verteld over haar bezoek aan Kamp Auschwitz en Ella zag de verschrikkingen als een soort film voorbij komen.
*
Ella voelde dat ze weer naar voren geduwd werd, door een kracht die ze niet kon tegenhouden. Ze rilde van de koude wind, alles was grijs en grauw om haar heen. Er heerste een doodse stilte. Ze kon niet van haar plaats komen, haar voeten in haar verschroeide All Stars leken vastgevroren te zijn. In slow motion draaide ze haar hoofd en zag niets dan rijen barakken met schoorstenen. Een krijsend geluid doorboorde de stilte, ijzer op ijzer. Ella kneep haar ogen dicht en hield haar handen tegen haar oren gedrukt. Houten treinstellen vulden haar beeld, deuren werden opengeschoven. Er klonk hard geschreeuw in een taal die ze niet verstond. Honden blaften en een stroom mensen trok aan Ella voorbij. Wie waren zij? Wat gingen ze doen? Die ogen, dat ronde brilletje, Helmut! Haar voeten scheurden los van de koude grond en brachten haar tot vlak bij haar vriend.
‘Helmut, wat doe jij hier, wat fijn dat ik je gevonden heb!’ Ze wilde hem bij zijn arm pakken, hem troosten omdat hij zo intens droevig keek, maar ze greep mis.
‘Helmut, ík ben het, Ella. Weet je nog, uit Eindhoven? Rolf, jij en ik sliepen samen op de boerderij.’ Helmut hield zijn pas even in en werd door een soldaat voortgeduwd.
‘Laufen, schnell!’brulde die. Ella keek Helmut in zijn donkere ogen, maar hij leek dwars door haar heen te kijken. Haar voeten waren weer vastgevroren aan de koude grond. Vol ongeloof zag ze dat haar vriend opging in de stoet mensen die een afslag nam. Ze liepen op een lange stenige weg met aan beide kanten een hoog hek van prikkeldraad. De stoet veranderde langzaam in een stipje aan de horizon en ging daarna in rook op.
*
Op 19 november 1943 werden de Joodse mensen bij aankomst in Auschwitz direct vermoord in de gaskamers. Ella kon de tekst bijna niet meer lezen door haar tranen heen.
Voor elke Joodse inwoner van Eindhoven die het kamp niet overleefd heeft, is een struikelsteen geplaatst voor het huis waar hij of zij gewoond heeft. De steen, waar je zogenaamd over struikelt en even bij stilstaat, herinnert de mensen aan het oorlogsverleden van Eindhoven.
Diezelfde middag, na school, was Ella naar huis gerend en had ze haar moeder hortend en stotend verteld over Helmut en de struikelsteen. Mama snapte niet alles van haar warrige verhaal, maar bracht Ella waar ze heen wilde. Samen stonden ze voor Bakker Bart op de Demer nummer 21, destijds een schoenenzaak met nummer 39. Ella’s ogen gingen omhoog naar de roze vlaggen. Op zoek naar het ronde brilletje dat niet verscheen. Daarna fixeerde ze haar ogen op de struikelsteen op de grond voor haar sneakers. Zonder erbij na te denken liet ze zich op haar knieën vallen. De wereld om haar heen verdween en even was ze alleen met de steen. Samen met haar vriend.
‘Dag lieve Helmut,’ fluisterde ze, ‘jou zal ik nóóit vergeten.’ Haar moeder zag hoe Ella haar lippen op de steen drukte en zo secondenlang bleef zitten. Het maakte niet uit wat de mensen ervan dachten. Dit is wat haar dochter moest doen.
Wilt u meer lezen van Linda Amendt? Kijk op haar website