6 december 1942 Sinterklaasbombardement

Op 6 december bombardeert de Britse luchtmacht (RAF) de fabrieken van Philips in Eindhoven. In deze fabrieken werden onder andere radio’s voor de Duitse bezetters geproduceerd. Dit bombardement, waarbij meer dan 150 burgerdoden vallen, staat bekend als het Sinterklaasbombardement. 

Nadat Nederland op 10 mei 1940 door de Duitsers was bezet, ging de productie in de fabrieken van Philips in Eindhoven gewoon door. Noodgedwongen gingen zij daarnaast goederen voor de Duitsers produceren. Zo werden er in Eindhoven onder andere radio’s geproduceerd, die belangrijk waren voor de Duitse oorlogsvoering. Hierop besloot de RAF om de fabrieken van Philips in Eindhoven te bombarderen. De bombardementen moesten ervoor zorgen dat het Duitse leger een tekort aan radio’s zou krijgen.

Op 6 december vertrokken 93 vliegtuigen met Eindhoven als doelwit vanuit Groot-Brittannië. Eindhoven lag buiten het bereik van vliegtuigen die de bommenwerpers moesten bewaken tegen Duitse aanvallen, dus de bommenwerpers waren op zichzelf aangewezen. Het bombardement vond plaats op klaarlichte dag en de bommenwerpers vlogen laag, zodat ze de bommen accuraat konden laten vallen. Doordat ze zo laag vlogen, werden veel van de bommenwerpers neergeschoten of beschadigd. In vier minuten tijd lieten de bommenwerpers hun dodelijke lading vallen. Omdat het bombardement op een zondag plaatsvond, waren de 15.000 werknemers van Philips niet aanwezig. De fabrieken van Philips lagen echter wel midden in de stad. Hierdoor vielen er alsnog ruim 150 burgerslachtoffers en sneuvelden er zeven Duitse soldaten.

Een ooggetuige beschreef het bombardement als volgt: “Mijn vader zat thuis aan tafel. Ineens verdween de glazen vloer, de verbinding tussen het balkon en de winkel. Er was een enorme slag. Alle ruiten lagen eruit. Toen zijn we snel naar de kelder gegaan. Daar hebben we gezeten totdat de Luchtbeschermingsdienst ons er uit haalde, want we konden er niet meer op eigen kracht uit. We zijn in die kelder kletsnat geworden, omdat waterleiding en riolering gesprongen waren. Toen we eenmaal boven de grond waren was er niets meer. De Demer stond in brand. Mijn vader heeft nog wat zaken uit het puin gehaald. Alles lag vol met restanten van de fosforbommen.” De fabrieken, maar ook de wijken Demer en Fellenoord, het stationsgebied en het ziekenhuis werden zwaar getroffen. De productie voor het Duitse leger was een belangrijke slag toegediend. Twaalf bommenwerpers van de RAF keerden niet terug van hun missie.