Geboorteplaats: Purmerend
Geboortedatum: 01-10-1885
Overlijdensplaats: Auschwitz
Overlijdensdatum: 26-03-1944
Laatste (vrijwillige) woonadres: Boschdijk 771
Slachtoffer staat op lijst:
Joods
19440314 - Grote Beek
Voor deze persoon is een Stolperstein geplaatst
Omgekomen buiten Eindhoven
Meijer was een bewoner van de Rijks Krankzinnigen Gesticht “De Grote Beek” in Eindhoven.
Op 13 maart 1944, zo tegen het avondeten, krijgt geneesheer-directeur Mooij van het Rijks Krankzinnigen Gesticht twee leden van de Duitse Sicherheitsdienst op bezoek. Ze komen vier joodse patiënten ophalen. Het gaat om patiënten die voor rekening van de gemeente Amsterdam verpleegd worden. In aanwezigheid van zijn stafleden, de doktoren Ruiter, Tiggelaar, De Regt en Flohil, wordt Mooij gesommeerd de vier joden over te dragen. Dokter Mooij antwoordt: “Ik heb geen joden, alleen maar patiënten”.
Dokter Mooij weigert iedere medewerking en beroept zich op zijn ambtseed en gewetensbezwaren. Ook zijn stafleden scharen zich achter hem. Mooij wordt daarop gearresteerd en later afgevoerd naar het politiebureau. De achtergebleven geneesheren volharden eveneens in hun weigering.
De volgende ochtend, rond de klok van elf, komt de Sicherheitsdienst met groot vertoon van macht terug.
Het administratiegebouw wordt afgegrendeld en bezet door leden van de Sicherheitsdienst, aangevuld met leden van de burgerwacht.
Opnieuw worden de achtergebleven geneesheren gesommeerd de namen vrij te geven en de joodse patiënten over te dragen. Het gaat nu niet meer om de vier joodse patiënten die voor rekening van de gemeente Amsterdam verpleegd worden, maar om àlle joodse patiënten.
Ruiter, Tiggelaar, De Regt en Flohil volharden in hun weigering om gegevens te verstrekken.
Daarop bezetten leden van de Sicherheitsdienst het administratiekantoor en dwingen, met getrokken pistool, het aanwezige personeel de met ‘J’ gemerkte registratiekaarten te overhandigen. Wederom wordt er geweigerd.
De Sicherheitsdienst doorzoekt nu zelf de kaartenbakken en haalt er de met ‘J’ gemerkte kaarten uit. Daarop begeeft men zich naar de paviljoens en dwingt de personeelsleden door hen het pistool op de borst te zetten, de betreffende patiënten aan te wijzen. Vierentwintig joodse patiënten worden op die manier bijeen gedreven en naar het hoofdgebouw gebracht, waar ze gedwongen worden in een gereedstaande overvalwagen te stappen.
Meijer was één van hen.
Meijer David van Wijk wordt op 1 oktober 1885 geboren in Purmerend als zoon van Hartog van Wijk (* 2 mei 1852) en Jette Suskind (* 14 juni 1859). Hij wordt op 15 februari 1918 opgenomen in het Rijks Krankzinnigen gesticht in Woensel (later RKG Eindhoven) met een machtiging op last van de officier van justitie in Alkmaar. Meijer David van Wijk heeft dan al een geschiedenis van opnames achter de rug. Hij komt uit een zeer belaste familie. Meerdere familieleden hebben een psychisch belast verleden. Al in 1907 wordt hij ontoerekenbaar verklaard bij vonnis van de arrondissementsrechtbank in Groningen. In de ziektegeschiedenis komt het volgende naar voren. Vader van patiënt wordt als zonderling omschreven. Hij volgt de lagere school in Baard, een plaatsje dicht bij Sneek. Meijer David kan moeilijk leren. Na zijn schoolperiode gaat hij werken als bakkersknecht. Verslijt vele patroons. Kan moeilijk aarden. Als hij in Medemblik wordt opgenomen krijgt hij de diagnose Dementia Preacox.
Tijdens de observatieperiode volgend op de opname schrijft een ambtenaar dat hij weinig onder de indruk lijkt van zijn nieuwe omgeving. Van symptomen van zijn stoornis wordt niets gemerkt. Hij houdt zich bezig met het plagen van andere patiënten. Hij begrijpt 4000 4000 de noodzaak van zijn opname niet. Patiënt wil soldaat worden. Hij zal spoedig weggaan, dat heeft de dokter van de rechtbank hem beloofd. De verpleger schrijft dat Meijer David van Wijk zich verder ordelijk gedraagt, en volijverig is. Hij krijgt vrijheden, maar die worden later ingetrokken omdat er klachten over hem binnenkomen dat hij zich ongewenst ophoudt met kleine meisjes. In de autoanamnese komt naar voren dat Meijer David van Wijk nog een oudere broer heeft. Zijn familie laat zich weinig aan hem gelegen liggen. Zijn vader is gestorven 27 december 1914. Zijn moeder leeft dan nog en woont bij zijn broer. Volgens zijn informatie is zij nog gezond. Zijn broer heeft een bakkerij in Assen. Patiënt is nooit met verlof geweest. Broer wil de reiskosten niet betalen. Hij vertelt dat zijn vader rijksambtenaar bij de directe belastingen was. Over zijn schoolperiode vertelt hij dat hij voor zijn 14de moeilijk kon leren. Dat ie de dingen niet begreep.
Later ging dat wat beter. Naast de lagere school in Baard heeft hij ook op school gezeten in Gorredijk en in Lemmer. Hij zegt dat ie tot zijn 18de levensjaar naar school is gegaan. Zijn eerste betrekking was als bakkersknecht in Groningen. Maar hij was in het geheel niet geschikt om van huis te zijn. Hij liep terug naar huis, en kreeg daar slaag als straf. Hij krijgt een nieuwe betrekking als bakkersknecht in ’s-Hertogenbosch. Daar houdt Meijer David het een jaar vol. Er volgt een opsomming van betrekkingen waar hij als bakkersknecht gediend heeft. Hij werkt door het hele land: Arnhem, Nijmegen, Groningen, Meppel, Enschede en Harlingen. Daar komt hij in aanraking met justitie. Hij wordt veroordeeld. Na zijn ontslag zwerft hij rond zonder enige vorm van inkomsten. Hij had graag bij de koloniale reserve gewild, maar hij werd onder de maat beoordeeld. Dan komt hij bij dr. Wiersma onder behandeling, waar hij drie en een halve maand verpleegd is geweest. Daarna pleegt hij opnieuw een strafbaar feit. Hij werd gearresteerd, de commissaris ging met hem naar dr. de Jager, maar die kon hem niet opnemen. Hij belandt opnieuw in het huis van bewaring. Tijdens de rechtszaak daaropvolgend wordt hij ontoerekeningsvatbaar verklaard en opgenomen in het Rijks Krankzinnigen Gesticht te Medemblik. Hier werkt hij in het huis van de directeur. Hij wordt geplaagd door medepatiënten. Hij zou iets gehad hebben met een verpleegster aldaar, en dat deed jaloezie ontstaan bij de andere patiënten. Hij vertelt dat hij goed brieven kan schrijven, en dat hij al eens brieven heeft geschreven naar de inspecteur en de minister. Hij heeft een heel stuk over de landbouw geschreven.
Uit de testen komt Meijer David van Wijk naar voren als iemand die breed georiënteerd is. Hij heeft een goede algemene ontwikkeling.
Meijer David schijnt het wel naar zijn zin te hebben in het gesticht. Hij voegt zich in het gestichtsregime, krijgt werk in de joodse keuken van de instelling en gaat onder begeleiding naar de synagoge in Eindhoven. De laatste aantekeningen in de ziektegeschiedenis zijn van 26 november 1931. Verder zijn er alleen nog verpleegkundige maandelijkse aantekeningen die zich kenmerken met een herhalend patroon van ‘geen bijzonderheden’.
In november 1931 schrijft een onbekend gebleven zenuwarts ‘Beleefd vriendelijk joodje, volkomen georiënteerd in alle kwaliteiten gedraagt zich netjes’, en dan volgt opnieuw een opsomming van de bekende feiten uit het tragische leven van Meijer David van de Wijk.
Op het expiratievonnis staat nog het laatst geschrevene, gedateerd 4 oktober 1951: ‘overleden in de omgeving van Oswiecim (Auschwitz) in Polen op 26 maart 1944’.
Stolpersteine App: https://map.stolpersteine.app/nl/eindhoven/locaties/boschdijk-771-rijks-krankzinnigen-gesticht
Netwerk Oorlogsbronnen: https://www.oorlogslevens.nl/tijdlijn/Meijer-David-van-der-Wijk/02/175483
Nationaal Archief: https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/2.19.255.01/invnr/175483A