Selecteer een pagina



Geboorteplaats: Luik (B)
Geboortedatum: 12-05-1896
Overlijdensplaats: Auschwitz
Overlijdensdatum: 26-03-1944

Laatste (vrijwillige) woonadres: Boschdijk 771

Slachtoffer staat op lijst:
Joods
19440314 - Grote Beek
Voor deze persoon is een Stolperstein geplaatst
Omgekomen buiten Eindhoven

Jacobus was een bewoner van de Rijks Krankzinnigen Gesticht “De Grote Beek” in Eindhoven.

Op 13 maart 1944, zo tegen het avondeten, krijgt geneesheer-directeur Mooij van het Rijks Krankzinnigen Gesticht twee leden van de Duitse Sicherheitsdienst op bezoek. Ze komen vier joodse patiënten ophalen. Het gaat om patiënten die voor rekening van de gemeente Amsterdam verpleegd worden. In aanwezigheid van zijn stafleden, de doktoren Ruiter, Tiggelaar, De Regt en Flohil, wordt Mooij gesommeerd de vier joden over te dragen. Dokter Mooij antwoordt: “Ik heb geen joden, alleen maar patiënten”.

Dokter Mooij weigert iedere medewerking en beroept zich op zijn ambtseed en gewetensbezwaren. Ook zijn stafleden scharen zich achter hem. Mooij wordt daarop gearresteerd en later afgevoerd naar het politiebureau. De achtergebleven geneesheren volharden eveneens in hun weigering.

De volgende ochtend, rond de klok van elf, komt de Sicherheitsdienst met groot vertoon van macht terug.
Het administratiegebouw wordt afgegrendeld en bezet door leden van de Sicherheitsdienst, aangevuld met leden van de burgerwacht.
Opnieuw worden de achtergebleven geneesheren gesommeerd de namen vrij te geven en de joodse patiënten over te dragen. Het gaat nu niet meer om de vier joodse patiënten die voor rekening van de gemeente Amsterdam verpleegd worden, maar om àlle joodse patiënten.
Ruiter, Tiggelaar, De Regt en Flohil volharden in hun weigering om gegevens te verstrekken.
Daarop bezetten leden van de Sicherheitsdienst het administratiekantoor en dwingen, met getrokken pistool, het aanwezige personeel de met ‘J’ gemerkte registratiekaarten te overhandigen. Wederom wordt er geweigerd.
De Sicherheitsdienst doorzoekt nu zelf de kaartenbakken en haalt er de met ‘J’ gemerkte kaarten uit. Daarop begeeft men zich naar de paviljoens en dwingt de personeelsleden door hen het pistool op de borst te zetten, de betreffende patiënten aan te wijzen. Vierentwintig joodse patiënten worden op die manier bijeen gedreven en naar het hoofdgebouw gebracht, waar ze gedwongen worden in een gereedstaande overvalwagen te stappen.

Jacobus was één van hen.

Jacobus Snijtselaar wordt op 12 mei 1896 in La Gleize, België geboren als zoon van Samuel Snijtselaar en Cecile van Straten. Hij wordt met een machtiging opgenomen op last van de officier van justitie van ’s-Hertogenbosch. Uit de ziektegeschiedenis autoanamnese valt op te maken dat Jacobus Snijtselaar als vijfde van vijf kinderen in het gezin, waarvan de vader een reiziger in manufacturen was, geboren is in Luik.

‘Dat is mijn ongeluk geweest dat ik de jongste ben, anders was ik hier nu niet gekomen. Ik ben thuis de popspeler geweest en heb in Luik de lagere school gevolgd. Ik heb toch niet goed geleerd, hoe dat precies kwam, kan ik u niet zeggen. Op mijn dertiende eindelijk een vak geleerd; huisknecht. Werken kan ik goed, beter dan lezen en schrijven. Ik ben 9 jaar huisknecht en garçon in het hotel Cecil te Brussel geweest. Ik had reuze goede betrekkingen en toen ik in 1914 moest tekenen of ik soldaat in Nederland of België wilde worden’.

Zijn betrekking in het hotel raakte hij echter kwijt vanwege de oorlog en heeft patiënt anderhalf jaar in een tehuis voor onbehuisden doorgebracht. Van daar trok hij in 1916 naar Breda om alsnog zijn militaire dienstplicht te vervullen. Hij is 16 maanden in dienst geweest. In dienst waren er geen moeilijkheden. Nooit straf. Daarna kreeg hij een baantje als huisknecht in het sanatorium Bourgemon bij Luik. Na anderhalf jaar daar weggegaan omdat ie niet genoeg verdiende. Terug naar hotel Cecil in Brussel. ‘Toen kreeg ik een grote mond over mijn meisje van een oom en tante’. (Hij had een protestants meisje). Zijn oom en tante, bij wie hij toentertijd in huis woonde, wilden niet dat hij met het meisje verkeerde. Hij kreeg daarop veel ruzie, vooral met de tante. Toen het meisje overleed mocht hij van hen niet naar de begrafenis. Daarop is hij zijn oom aangevlogen, en wilde hij uit het raam springen. Dat was de aanleiding dat hij naar het sanatorium Reckheim is gestuurd.

‘En toen uit kwaaiigheid heb ik zijn kop genomen en tegen de muur geslagen. Ik werd daar zo zenuwachtig door dat ik tegen de grond geslagen ben en de doctoren hebben me toen naar een ziekenhuis gestuurd’. Hij is toen een jaar in het sanatorium Reckheim geweest en vandaar naar de RKG geplaatst.

In het onderzoeksverslag wordt Jacobus Snijtselaar beschreven als een slappe joodse figuur die eruitziet als 25 jaar oud. Reconstructie leert dat dit onderzoek in 1931 heeft plaatsgevonden, patiënt is dan 35 jaar oud. ‘Hij gedraagt zich netjes en correct, grijnslacht meermalen, maakt stereotype trekkingen met zijn gezicht, gluiperig gezicht met een zwarte achterovergekamde haardos’.

Verder heeft het dossier niets te melden. De laatste aantekening op hert machtigingsformulier betreft de datum 14 maart 1944, de dag van het transport. De machtiging meldt geen bericht waarin komt vast te staan wanneer en waar hij vermoord is.


Stolpersteine App: https://map.stolpersteine.app/nl/eindhoven/locaties/boschdijk-771-rijks-krankzinnigen-gesticht
Netwerk Oorlogsbronnen: https://www.oorlogslevens.nl/tijdlijn/Jacobus-Snijtselaar/02/143801
Nationaal Archief: https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/2.19.255.01/invnr/143801A